Invasieve exoten zijn dieren en planten die van nature niet in Nederland voorkomen. Op dit moment doet een ecoloog onderzoek naar 8 verschillende planten die onder de invasieve exoten vallen.
Als gemeente vinden we het belangrijk om te weten óf en waar bepaalde invasieve exoten voorkomen. Want soms kunnen deze problemen opleveren voor de natuur. Ook willen we weten hoe we hier mee om moeten gaan. Het onderzoek naar de 8 verschillende soorten wordt gedaan in opdracht van de gemeente en duurt tot oktober 2024. Als het onderzoek is afgerond wordt er een advies geschreven. Nadat bekend is hoe de gemeente omgaat met de onderzochte invasieve exoten, zullen we hierover communiceren op deze webpagina.
Welke soorten brengen we in beeld?
Japanse duizendknoop is een 1-3 meter hoge plant. De holle, rechtopstaande stengels zijn roodbruin gevlekt en sterven tegen de winter af. De bladeren zijn eirond met een recht afgeknotte bladvoet, 10-15 cm lang, enigszins leerachtig en van onderen kaal. De plant bloeit van juli tot en met september met crème-witte, soms wit-roze kleine bloemen. De soort groeit op diverse plekken, zoals in bermen, in bosranden (en in de ondergroei van bossen), in parken, op grondwallen, langs waterkanten etc.
Japanse duizendknoop lijkt op Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis) en op de kruising tussen Japanse duizendknoop en Sachalinse duizendknoop, de bastaardduizendknoop (Fallopia×bohemica). Japanse duizendknoop heeft geen haren op de onderzijde van de bladnerven bastaardduizendknoop heeft korte, stijve haren, terwijl Sachalinse duizendknoop langere buigzame haren heeft. De drie soorten worden ook wel Aziatische duizendknopen genoemd.
Reuzenberenklauw is een grote plant die 2 tot 3 meter hoog kan worden. De bladeren zijn ook groot, tot wel een meter lang, en zijn scherp getand met aan de onderzijde stevige haren. De stengel is hol, en heeft paarse vlekken en stevige haren. De plant vormt eerst een rozet en komt pas na enkele jaren tot bloei. Ook de bloeiwijze is opvallend. De plant bloeit vanaf half juni met witte bloemen in schermen die tot 50 cm in doorsnee zijn. Na de vruchtzetting sterft de plant af. De plant groeit met name op voedselrijke plekken in bermen, langs bosranden, langs waterkanten, maar soms ook in graslanden en tussen de verharding.
Verwarring is mogelijk met de inheemse gewone berenklauw, maar deze is veel kleiner (tot 1,5 m), de bloeiwijze is maximaal 20 cm, de bladeren zijn veel minder groot en de stengel heeft geen paarse vlekken.
Reuzenbalsemien is een eenjarig kruid dat 2,5 meter hoog kan worden. Het is de hoogste eenjarige plant in Nederland. De plant bloeit van juli tot oktober met witte, roze of paarse geurende bloemen. De bladeren zijn tegenoverstaand of staan in kransen van drie tot vijf. De plant sterft bij de eerste vorst af. Natuurlijke verspreiding vindt plaats doordat de zaden wegschieten bij aanraken, vandaar dat de soort tot de springzadenfamilie behoort. De plant groeit voornamelijk op vochtige plekken, zoals langs waterkanten, moerassen en vochtige bossen.
Reuzenbalsemien kan worden verward met andere soorten springzaad maar heeft als enige tegenoverstaand blad. De andere springzaadsoorten die in Nederland voorkomen, hebben verspreid staande bladeren. Bovendien zijn de andere soorten veel kleiner.
Alsemambrosia is een éénjarige plant die 20 tot 150 cm groot wordt. De tegenoverstaande bladeren zijn meestal dubbel geveerd, soms enkel geveerd en duidelijk gesteeld. Bloei in augustus, september en oktober met ca 3mm grote bloemhoofdjes. De bladeren zijn twee tot driedelig geveerd en lijken op die van andere plantensoorten als bijvoet en boerenwormkruid. Maar in bloei is de plant niet te missen de trosvormige bloeiwijze heeft heel karakteristieke hangend hoofdjes met alleen mannelijk bloeiende bloemetjes. De vrouwelijke bloemetjes zitten onder in de plant in bloeiwijzen in de oksels van bladeren en hebben lange stempels.
Alsemambrosia groeit soms in tuinen en verder hier en daar en dan vaak massaal in zanderig, ruderaal terrein, zoals akkers, ruigten in natuurgebieden en op verlaten terreinen.
De planten vallen tijdens de bloeiperiode, die in zomer loopt van juni tot in september, op door hun goudgele bloemen en bieden dan ogenschijnlijk een heel fraai aanzien aan de oever en wateroppervlakte waar de soort te vinden is. De planten wortelen in de oeverzone, maar breiden zich uit over het wateroppervlak, waar ze dichte pakketten of drijvende matten vormen, die zich heel snel kunnen uitbreiden. Losse stukken van de plant drijven met het water mee en kunnen na elders in de oeverzone terecht gekomen te zijn en daar te wortelen opnieuw voor een haard zorgen.
De planten zijn te vinden in stilstaand tot langzaam stromend water, bijvoorbeeld in de bochten van oevers.
Watercrassula is een wintergroene oeverplant die ook half- of geheel ondergedoken voorkomt. De plant is 5 tot 30 cm hoog op de oever of boven water. Onderwater kan de plant tot 2 meter diepte de waterkolom dichtgroeien. Watercrassula vormt boven water een zode met dunne, ronde stengels, onder water zijn het meer ijle en lange stengels. De soort kan daarmee grote oppervlakten volledig bedekken, waardoor lichtgroene tapijten van planten ontstaan. De tegenoverstaande bladeren zijn vlezig en lijn tot lancetvormig. De bladeren zijn 5 tot 10 mm lang. De Watercrassula bloeit van juli tot oktober met kleine wit tot lichtrozen bloemen van 4 kroonbladeren.
Er komen twee soorten exotische waterpestsoorten voor: brede waterpest en smalle waterpest. Ze komen met name in niet te grote en ondiepe wateren aan zoals vijvers, sloten en kleine kanalen. Waterpest is gemakkelijk te herkennen aan de kransen van bladeren aan de stengels. Smalle waterpest heeft bladeren die smaller zijn dan 2 mm, ze zijn teruggekromd, en hebben langs de geleidelijk in een spits toelopende bladeren. De randen van de bladeren zijn eveneens enigszins gebogen. Brede waterpest heeft langwerpige, stompe bladeren, die 1 tot 5 mm breed zijn, breder dan die van de smalle waterpest. De bladeren zijn in tegenstelling tot die van de smalle waterpest vlak. Aan de top van de stengel liggen de bladeren dakpansgewijs heel dicht over elkaar heen. Ze zitten heel dicht op elkaar in kransen om de stengel en ook tussen de kransen zit maar een kleine afstand, maar naar de basis toe wordt de afstand tussen de kransen groter, waardoor er daar wel stengelleden van meer dan twee cm zichtbaar zijn tussen de kransen.
Parelvederkruid is een waterplant die bij voorkeur wortelt op de overgang van land naar water. De soort groeit met name in sloten, langzaam stromende beken, poelen, vijvers en plassen. De soort heeft veervormig blad dat in kransen staat. De stengel is onder water rood en boven water groen van kleur. De delen boven water hebben een blauwe waslaag. De stengels kunnen tot 2 meter lang worden en enkele decimeters boven het water uitsteken. De bloemen staan in de oksels van de hogere bladeren.
Melding doorgeven
Heeft u één van bovenstaande planten gespot in de gemeente Almelo. Dan kunt u dit doorgeven via onderstaande button.